Algemeen
Er zijn verschillende vormen waarmee leerlingen kunnen aangeven in hoeverre zij de leerstof (die vervat is in leerdoelen) beheersen. Er zijn proefwerken, waarvoor moet worden geleerd en die in een toetsrooster worden opgenomen, er zijn ook luistertoetsen, opdrachten, presentaties, dossiers, vlogs, podcasts, enzovoorts. Voor de bovenbouw is de toetsing vastgelegd in ‘pta’s’, programma’s van toetsing en afsluiting.
Een belangrijke ontwikkeling in het onderwijs is de beweging van summatief toetsen (gericht op het cijfer) naar formatief toetsen (gericht op de voortgang met daarbij een belangrijke rol voor feedback). Geleidelijk wordt formatief evalueren een steeds groter onderdeel van het onderwijs, wat niet betekent dat cijfers worden afgeschaft.
Voor toetsen geldt een aantal algemene regels:
- Een proefwerk is een voorbereid schriftelijk werk waarvan de datum is aangekondigd en dat een lesuur in beslag neemt.
- Een schriftelijke overhoring (“s.o.’tje”) is een schriftelijk werk, dat maximaal een halve les in beslag neemt.
- De stof voor een proefwerk moet door de docent tenminste een week van tevoren zijn opgegeven.
- Tussen de afronding van die stof en het proefwerk daarover moet in principe een lesuur in het desbetreffende vak zitten (om nog vragen te stellen).
- De proefwerken worden in een toetsrooster opgenomen. Dit rooster wordt opgenomen in de jaarkalender.
- Alle proefwerken zijn gecoördineerd, dat wil zeggen dat in een leerjaar de leerlingen op hetzelfde moment dezelfde of eenzelfde repetitie krijgen die volgens dezelfde of gelijkwaardige normen wordt beoordeeld.
- Het “herkansen” van een tegenvallend resultaat kan, zowel individueel als klassikaal, alleen in uitzonderlijke gevallen. Voor examentoetsen in de bovenbouw geldt het examenreglement.
- Als een leerling door ziekte of een andere oorzaak een toets heeft gemist, moet zelf het initiatief genomen worden een afspraak met de docent te maken om het werk zo spoedig mogelijk in te halen. Inhalen van toetsen gebeurt tijdens het inhaaluur, tenzij docent en leerling iets anders afspreken. Het inhaaluur is van 15.30 tot 17u.
- Docenten geven opgaven van toetsen altijd terug aan leerlingen, zodat zij en hun ouders inzicht hebben in de vraagstelling. Dit geldt niet automatisch voor opgaven van herkansingen en inhaaltoetsen en niet voor de toetsen in de bovenbouw (examentoetsen).
Eindrapport
Er wordt in leerjaar 1 tot en met 4 één papieren rapport uitgereikt, namelijk het eindrapport. Gedurende het jaar geldt een voortschrijdend gemiddelde. Alle cijfers tellen voortdurend mee, waardoor er telkens een nieuwe stand van zaken (een nieuw ‘eindrapport’) is.
Leerlingbesprekingen en schoolloopbaan
In het najaar en in het voorjaar zijn er leerlingbesprekingen, waar de ontwikkeling van de leerling centraal staat. In november worden er waar nodig afspraken gemaakt voor de komende periode. In april wordt door het docententeam, zoveel mogelijk in overleg met de leerling en zijn ouders, een uitspraak gedaan over het verdere verloop van de schoolloopbaan, wat tijdens de eindvergadering door mentoren en schoolleiding wordt bevestigd dan wel bijgesteld. Ook hier staat de ontwikkeling van de leerling centraal, waarbij vooral gekeken wordt naar de inschatting van de resultaten (zie overgangsnormen), de studiehouding en de capaciteiten van de leerling.
Overgangsnormen
Van leerjaar 1 naar leerjaar 2: maximaal twee tekortpunten* en geen 4 op de lijst.
Van leerjaar 2 naar leerjaar 3: maximaal drie tekortpunten* (een 4 is toegestaan).
- Bij het bevorderingsbesluit wordt uitgegaan van hele eindcijfers. Het eindcijfer is gebaseerd op het op één decimaal afgekapte laatste voortschrijdend gemiddelde (voorbeeld: 5.4 wordt 5, 5.5 wordt 6).
- Op het eindrapport worden de hele cijfers getoond.
Van leerjaar 3 naar 4:
Een leerling wordt bevorderd naar leerjaar 4 als hij voldoet aan de volgende criteria:
- In totaal niet meer dan twee onvoldoende eindcijfers;
- Niet meer dan twee tekortpunten* per vak;
- In totaal niet meer dan drie tekortpunten;
- Bij 1 tekortpunt is geen compensatie vereist;
- Bij 2 of 3 tekortpunten is zodanige compensatie vereist dat het gemiddelde van de afgeronde eindcijfers minimaal 6.0 is
- Voor de berekening van het aantal tekortpunten tellen alle vakken van het betreffende leerjaar mee.
- Bij het bevorderingsbesluit wordt uitgegaan van hele eindcijfers. Het eindcijfer is gebaseerd op het op één decimaal afgekapte laatste voortschrijdend gemiddelde (voorbeeld: 5,4 wordt 5, 5.5 wordt 6).
- Op het eindrapport worden alleen de hele cijfers getoond.
- Voor Algemene Vorming geldt dat alle leerlingen een voldoende moeten hebben. Indien nodig moeten zij voor de vakantie één of meerdere onderdelen repareren tot een voldoende.
Van leerjaar 4 naar 5:
Voor leerjaar 4 gelden dezelfde bevorderingsnormen als voor leerjaar 3, met enkele uitzonderingen en aanvullingen vanwege de profielkeuze.
- Een leerling wordt voor de bevordering naar leerjaar 5 beoordeeld op de eindcijfers van alle vakken (zowel de gemeenschappelijke vakken als de keuzevakken).
- Het vierde, vijfde en zesde keuzevak tellen mee bij de overgang, tenzij de leerling op dat vak niet bevorderd zou worden. In dat geval wordt het keuzevak buiten beschouwing gelaten.
- De beoordeling voor het vak Algemene Vorming moet voldoende zijn.
Leerlingen worden in klas 3 goed begeleid in hun profielkeuze en wij verwachten van hen dat zij in klas 4 de gekozen vakken serieus nemen. Toch kan het soms voorkomen dat een leerling een vak om goede redenen wil laten vallen. In samenspraak met ouders, mentor en decaan kan die keuze worden gemaakt.
*tekortpunten: 5 = 1 tekortpunt; 4 = 2 tekortpunten, enz.

Maatschappijleer
Het vak Maatschappijleer is een schoolexamenvak en wordt in leerjaar 4 afgesloten. Daarom wordt er vóór 1 oktober van het schooljaar een programma van toetsing en afsluiting (pta) voor dit vak gepubliceerd.
Een leerling kan aan het eind van het schooljaar één toets Maatschappijleer herkansen om een onvoldoende voor dit vak te herstellen of om een eindcijfer te verbeteren.
Het schoolexamencijfer voor Maatschappijleer is samen met het cijfer voor het profielwerkstuk onderdeel van het combinatiecijfer op de eindlijst van het diploma.
Een leerling die het vierde leerjaar (deels) doubleert en Maatschappijleer heeft afgesloten met minimaal een 7, hoeft dit vak niet over te doen.
Bovenbouw
In leerjaar 5 worden het eerste, tweede, derde en vijfde kwintaal afgesloten met een toetsweek. De overige weken zijn zoveel mogelijk toetsvrij. In leerjaar 6 zijn er toetsweken aan het einde van kwintaal 1, 2 en 3.
In het schoolexamenreglement/Plan van Toetsing en Afsluiting (PTA) is te lezen hoe de eindcijfers tot stand komen.
Uiterlijk per 1 oktober van ieder schooljaar kunnen leerlingen en ouders het schoolexamenreglement en het daarbij behorende PTA op de website inzien. De belangrijkste onderdelen worden in het mentoruur en tijdens de informatieavonden besproken. Wij gaan ervan uit dat leerlingen en ouders op de hoogte zijn van de inhoud.
De school houdt voor elke leerling een examendossier bij, waarin staat welke resultaten er zijn gehaald.
Het vijfde leerjaar
Wanneer aan het einde van de 5e klas aan onderstaande voorwaarden is voldaan, vindt geen beoordeling plaats en kan de leerling doorstromen naar de 6e klas. De voorwaarden zijn:
- Gemiddeld cijfer minimaal een 6.0 (gemiddelde van de onafgeronde cijfers);
- Geen cijfer lager dan 4.0;
- LO naar behoren afgerond
- Voor de kernvakken (Nederlands, Engels, Wiskunde) slechts één onvoldoende (lager dan 5.5)
Voor leerlingen die doubleren, bestaat er een aparte regeling. Deze staat beschreven in het schoolexamenreglement.
Elke leerling mag, zowel in leerjaar 5 als in leerjaar 6, twee herkansingen doen. Voor een gedetailleerde uitwerking, zie het examenreglement.
In het vijfde leerjaar schrijven de leerlingen een proeve van bekwaamheid: het profielwerkstuk (PWS). Het profielwerkstuk is een eigen onderzoek dat betrekking moet hebben op één van de profielvakken. Tijdens het begeleidingsuur werken de leerlingen aan het profielwerkstuk. Aan het einde van het vijfde leerjaar wordt het maken van het profielwerkstuk afgesloten met een presentatie voor medeleerlingen en ouders/belangstellenden.
De activiteiten in het kader van loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) staan in het examenjaar in het teken van het definitief kiezen voor een vervolgopleiding. Ook de plaats waar dit gaat gebeuren moet worden bepaald.
Net als in het vijfde leerjaar wordt de verantwoordelijkheid hiervoor grotendeels bij de leerlingen zelf gelegd. Mentoren en decanen stimuleren en begeleiden vanaf de zijlijn.
